Zelem

Kerk ZelemDe naam Zelem komt voor het eerst in een geschreven document van 1114 voor als ‘Salechem’ (salech-heim), wat ‘zalige’ (d.i. gunstig gelegen) ‘woonplaats’ betekent (zie ook bij Zelk).

De eerste dorpskern was gelegen aan de noordelijke oever van de Demer. Hier bevonden zich een oude waterburcht, de eerste kerk van Zelem en het kartuizerklooster ‘Sint-Jansdal’, gesticht in 1329 door Gerard van Diest, op verzoek van zijn overleden echtgenote Maria van Loon.

De heerlijkheid Zelem ressorteerde onder het graafschap Loon, dat in 1336 bij het prinsbisdom Luik werd gevoegd, en hoorde zeker sinds de 12de eeuw tot 1472 toe aan de heren van Diest. Daarna ging het bezit over op de grafelijke familie van Nassau. In 1649 schonk de prins van Oranje-Nassau de heerlijkheid Zelem aan de beroemde Nederlandse dichter Constantijn Huygens. Zelem bleef eigendom van de familie Huygens tot aan de Franse Revolutie. Toen werd de heerlijkheid een burgerlijke gemeente, ingedeeld bij het departement Nedermaas en het kanton Herk-de-Stad, en later bij de provincie Limburg.
In de 17de eeuw verplaatste de dorpskern van Zelem zich meer naar het noorden, naar de Zwarte Beek toe. Hier - op de plaats van de huidige kiosk - werd in 1647-1656 de Sint-Apollonia-kapel gebouwd, die dienst deed als parochiekerk tot in 1878 de huidige, vlakbij gelegen Sint-Lambertuskerk werd ingewijd.

Zelem had tijdens de periode van de godsdienstoorlogen, in de 16de en 17de eeuw veel te lijden van militaire opeisingen en inkwartieringen. In deze woelige tijden werden de drie schansen (de Hezer Schans, de Oude Schans en de Nieuwe Schans) opgericht.

Tot bij het begin van de 20ste eeuw bleef Zelem een uitgesproken landbouwgemeente. Door de aanwezigheid van vele weilanden in de valleien van de Demer en de Zwarte Beek - die echter veel onder water stonden -, was vooral de (melk)veeteelt van belang. Thans zijn er nog slechts een paar landbouwbedrijven actief.

In de tweede helft van de 19de eeuw veranderde de bouw van het station aan de spoorlijn Leuven-Hasselt (1865) en de vestiging van een vernisfabriek (1850) en van een ijzergieterij (1872) enigszins het uitzicht van de gemeente. Ook de dorpskern van Zelem schoof meer oostwaarts op naar de omgeving van het station (de wijk Heide en de huidige Stationsstraat) en de ijzergieterij (met haar Tuinwijk).
Sinds 1 januari 1977 is Zelem geen autonome gemeente meer. Haar grondgebied werd toegevoegd aan dat van de stad Halen. Het dorp is intussen ook geëvolueerd tot een woondorp voor pendelaars, die elders werkzaam zijn.

In tegenstelling tot de andere drie kernen van de stad Halen die vanuit geografisch oogpunt tot het heuvelende Hageland behoren, maakt Zelem deel uit van de Zuiderkempen en is het voor een groot deel ingenomen door natuurgebied met naald- en loofbossen.

Contactinformatie